"Een Rot" tummer verhaaltje"
HET BETREFT MEER DE
VOORGESCHIEDENIS,
DE OVERPLAATSING EN HET VERBLIJF
OP
ROTTUM
De overplaatsing en het
verblijf op Rottum zelf, tot aan de fatale 10e Mei 1940 .
Dit verhaal werd geschreven door de heer Dirk Bode (de sergeant).
Hij melde zich vrijwillig, in tegenstelling tot de Infanteristen, zij werden verplicht.
De foto's die bij dit verhaal horen, staan onderaan deze pagina.
Maart 1940
Van de affaire Rottummeroog alleen al zou een boekdeel te schrijven zijn. We zullen ons
echter bepalen tot de algemene feiten. Op Maandagmorgen 11 Maart vertrokken we dan van
Terschelling. We dat waren 1 Sergeant, 1 Korperaal en 5 soldaten, de andere vier waren met
verlof en zouden zich in Groningen bij ons voegen. Bepakt en bezakt werden we uitgeleide
gedaan door de halve compagnie Het schip voer af, en zij oogden het na, alleen ging het
zonlicht niet mee met hen zooals de ballade zegt. In Harlingen zagen we kans om een
handkar op te duiken, en zoo alle bagage in één keer naar het station te sleepen. De
noodzakelijke dingen hielden we bij ons, en de rest werd naar Usquert verzonden. Ziezoo
daar hadden we geen omkijken meer aan. De reis naar Groningen verliep vlot.
Groningen
In Groningen moesten we ons melden in de Rabenhauptkazerne, een eind loopen in de hitte.
Het was een prachtige voorjaarsdag. We werden daar voorzien van eten en drinken en we
kregen daar een verblijfsplaats voor de nacht aangewezen. s Middags de stad in met
zn zessen, hier en daar wat gebruikt en toen weer terug naar de kazerne. Daar maakte
ik kennis met de vier verlofgangers die inmiddels gearriveerd waren. Al met al leek het
mij geen ongeschikt stel jongens. s Avonds ging ik in mn ééntje naar de
bioscoop, zat nauwelijks op één van de achterste rijen of in de vestibule brak een
helsch lawaai los. Het lawaai verplaatste zich naar de zaal en wie kwamen daar binnen?
De toekomstige Rottummers onder het zingen van : " We gaan naar Rottum "
Gelukkig zagen ze mij niet. God weet wat ze dan voor een strot hadden opgezet.
Noordpolderzijl
Voor de volgende morgen had ik een militaire vrachtwagen besteld die ons naar
Noordpolderzijl zou brengen, het punt van afvaart voor Rottummeroog. Om 10 uur was alles
ingeladen en daar verscheen den kapitein Parsson of wel Oome Keesje in gezelschap van een
luitenant ter zee Buiskool, de man die onze toeziende voogd op een afstandje zou worden.
Ze zouden ons begeleiden. Het reed in een pracht luxe wagen waarin ik verzocht werd me
neder te vleien, hetgeen ik grif deed. Daar gingen we. De heer Buiskool aan het stuur, de
heer Parsson als palfrenier en mijn persoon heel deftig alleen achterin. In de
Rabenhauptkazerne hadden we al een paar soldaten ontmoet die pas van Rottum waren gekomen.
Zij vertelde ons wonderlijke verhalen die ons een riem onder het hart staken. Want tot nog
toe hadden we nog niet veel verwachtingen van Rottum. Ze spraken over veel verlof,
tafelbillards, radio en ettelijke andere dingen meer.
Om op de reis naar Noordpolderzijl terug te komen. In de auto werd ik overstelpt met wijze
raadgevingen, waarop ik maar steeds ja en amen gaf.
Spoedig waren we in Usquert en daar troffen we de soldaten aan bereids in de kroeg.
Onderweg waren we het stelletje kwijt geraakt
Even langs het postkantoor. Daar
stond een grote oplegger, met alle bagage die naar Rottum moest. Het laatste stukje
Noordpolderzijl was èèn stuk bagger. Met de luxe wagen schoten we er aardig doorheen. De
zeeofficier wilde een paar fotos maken, zn pet waaide af tot vlak voor de
vrachtwagen, deze moest stoppen en
.zakte tot zn assen in de prut.
Gezegend waren we. Eerst zoo geprobeerd om de wagen er uit te krijgen, toen gedeeltelijk
uitladen maar niets lukte.
Met het oog op het tij moest de boot op tijd vertrekken, dus namen ten laatste onze eigen
bagage maar mee. De rest moest maar blijven zitten tot aan de volgende keer
Rottummeroog
Achter de dijk lag de boot. En wat voor boot. Hoogstens 15 ton. Maar het vaarde. Een
onverschrokken schipper, aan het stuur een robuste zoon van een jaar of 15 en een niet
minder flinke dochter van een 20 jaar. Bovendien nog een klein kind van onbekende
herkomst. Rottummeroog De tocht was niet onaardig. Na drie kwartier varen begon er heel in
de verte een hoop zand boven water uit te steken
. Rottummeroog!!!
In verband met de vaargeul voeren we in allerlei zig zag lijnen, maar we kwamen er toch na
ongeveer een uur of twee varen. Rottummmeroog bleek op het eerste gezicht niet meer dan
een flinke hoop zand te zijn, met wat duinen en helm versierd. Ook zag je nog een huis en
een paar schuren. De enige bouwsels die daar stonden.
Uit een gat in de duinen kwamen de kannibalen ons tegemoet, tenminste dat zou je
verwachten in zn wildernis. Nu bleken het echter Hollandse soldaten te zijn die ons
kwamen afhalen. Ook werden wij verwelkomt door een gekrijs van duizenden meeuwen
Op het eiland
Horen en zien verging je. Mn collega begroette mij als een bevrijder.
Op mijn vraag of hij het dan zoo vreselijk had gevonden op het eiland, werd ik overstelpt
met de verbazingwekkendste verhalen. Iedereen had met iedereen ruzie als je het zoo
hoorde. De Infanterie met de Marine. De Marine met de burgerbewoners en de burgerbewoners
weer met de Infanterie en allemaal om dingen waar je in de bewoonde wereld om lachen zou.
Maar ja de menschen hadden weken lang door de vorst opgesloten gezeten, en waren daardoor
erg prikkelbaar geworden. Bovendien kwam dit er nog bij, het waren allemaal Groningers,
dus allemaal stijfkoppen ook.
Kennis gemaakt met de diverse bewoners van het eiland, het waren er in totaal zeven.,
bestaande uit, het echtpaar Toxopeus, 2 kleine kinderen Mina en Lumma geheten en drie
knechts, Hidde, Dirk en Kees. Dit was de bevolking van het eiland.
Dan was er nog de Marine bezetting in totaal 19 man. Het opperhoofd daarvan was ook een
onderofficier. Alleen was deze veel ouder als ik.
De eerste middag en avond werd doorgebracht met de inventaris van mn voorganger over
te nemen. Dat was keurig voor elkaar. Wat die knaap allemaal gekocht had was
ongeloofelijk. De fijnste groenten en vleeschwaren in blik. Bovendien was er een
uitmuntende keukeninventaris. Er waren tafellakens, vorken, borden, koppen, en schotels,
kortom voor iedereen was er volledig bestek. Af en toe werden we wel eens lastig gevallen
door Oome Keesie of we wel opschoten, want alles moest de volgende dag voor elkaar zijn ,
als ze weer weg gingen. Nou het was voor elkaar in alle opzichten.
Met verlof
De volgende morgen was het al vroeg vertrekken geblazen. God zij dank. Om 9 uur voer het
schip af, hartelijk nagewuift door iedereen en eindelijk waren we wat je noemt onder ons.
Van toen af aan begon het goede leven. Eerst het verlof geregeld als zijnde de voornaamste
zaak. De boot voer op Dinsdag en Donderdag zoodat de volgende dag meteen de eerste ploeg
met verlof kon gaan.
Daar was ik zelf ook bij. Aangezien de Korporaal graag met Pasen thuis wou wezen, moest ik
wel met de eerste ploeg het geen me heel goed uit kwam, in verband met diverse
omstandigheden. Die eerste keer verlof zal ik niet gemakkelijk vergeten. Het was een koude
dag met sneeuwjachten.
De boot zou om ongeveer twee uur op het eiland zijn., maar er kwam geen boot. In gedachten
had ik mn verlof reeds een dag opgeschoven, toen een soldaat om drie uur aan kwam
rennen en riep: "Sergeant de boot is er, en als U meewil moet U gauw zijn
"Rennen, vliegen en draven.De Korporaal zooveel mogelijk weg wijs maken in een paar
minuten, wat vuil goed bij elkaar pakken, en daar ging het. Met mij gingen nog drie
soldaten en een paar man van de Marine plus een man van Toxopeus. Op de schouders van een
soldaat werd je in het roeibootje gedragen. Daarna een klein eindje roeien en dan
overstappen op de groote boot. Daar kropen we in het vooronder bij de dochter die
gewoonlijk een kopje thee voor ons zette. Dat was bij de prijs van het vervoer inbegrepen.
Op mijn vraag aan de schipper of we het nog halen zouden voor het heelemaal laagwater zou
zijn antwoordde hij ontkennend. Blijde boodschap was dat. En jawel hoor na een goed uur
varen, begon de boot over de grond te schuren. Zat af en toe vast, schoot weer los, tot
dat hij eindelijk voor goed vast zat. Het roeibootje werd langzij gesleept, er werd een
gammel mastje en dito zeiltje op gemaakt. Stap maar in
.Acht man in een boot. De zoon
van de schipper zou ons wegbrengen.
Al spoedig waren we door overslaande golven voor het grootste gedeelte kletsnat en
heelemaal verstijft. Na twee uur varen waarbij ook af en toe de bootvast kwam te zitten
arriveerden we in Noordpolderzijl. Totaal verstijfd. Menig maal was onderweg de gedachte
bij me opgekomen, hoe ik toch zoo gek had kunnen zijn, om met verlof te gaan.
Maar het leed was geleden. s Nachts om half een kwam ik thuis in gezelschap van een
der soldaten, die geen kans meer zag die avond thuis te komen (deze soldaat was vader
Jaap).
Het leven op Rottum
Hoe we verder altijd met verlof gesmuigeld hebben, is niet na te vertellen. Van de tien
hadden er vijf recht op zakenverlof. Met veel bedrog ben ik er uit gekomen. Het leven
verder op Rottum ging van een leien dakje.
Het eten was van het allerbeste. Er werd aan alle mogelijke en onmogelijke sporten gedaan.
We hebben een bruidengom gehad, een feit wat gevierd moest worden natuurlijk. Zoo af en
toe werden er eens kleine drankgelagen op touw gezet. Koken deden we zelf, brood bakken,
alles deden we daar zelf. Het verlof werd wel eens ingetrokken, maar dat was geen straf,
het was des te gezelliger allemaal bij elkaar. Zooaf en toe kwam onze toeziende voogd, den
heer Buiskool op bezoek maar veel last hadden niet van hem. Het stroomde wel eens flink
zoodat het halve eiland onder water verdwenen was. Op Borkum waar we het volle gezicht op
hadden, gebeurde niet veel.
Algemeen alarm
Vaak telefoontjes van Terschelling gekregen met verhoogde en algemeene strijdvaardigheid,
maar dat kon men moeilijk voor ons rekenen, want er viel bij ons niets te strijden.
Daarom legden we die berichten maar naast ons neer en gingen rustig slapen, terwijl ze
overal elders de nachten in de verdedigingswerken moesten doorbrengen. Zoo ook op de
negende Mei. s Avonds een uur of twaalf werd er op mijn raam geklopt. Ik werd wakker
en vroeg wat er was. Het bleek een Matroos te zijn met de boodschap : "Algeheele
strijdvaardigheid " Ik bedankte hem vriendelijk en dacht bij me zelf :" Stik
maar " en ging rustig door met slapen. Zes uur de andere morgen het zelfde liedje. Ik
werd wakker gemaakt met de boodschap : " Algeheel alarm, en ik geloof dat we in
oorlog zijn met Duitschland " Het was moeilijk te gelooven. Maar daar ging de
telefoon al
. Terschelling. De Bataljonscommandant persoonlijk. Eerst toen
begreep ik dat het bittere werkelijk was. De soldaten gewekt, de meeste namen het nogal
kalm op. We voelden ons nogal veilig op ons kleine stukje grond. Wat zouden de Duitschers
bij ons moeten doen op dat kleine stukje grond? Desondanks deze kalmte werd het ontbijt
een beetje rommelig. Op verzoek van de Marine commandant stuurde ik de korporaal met een
man of vijf naar zijn post om de zaak te helpen versterken. Waarvoor was me niet echt
duidelijk. Efin het was heerlijk weer. Na een paar uur ging ik hem zelf aflossen. Het was
ongeveer een uur of elf en zoowat hoog water. Een praatje gemaakt met de wachtpost van de
Marine, en vanzelf over maar èèn onderwerp " De oorlog ".
Onze aandacht werd getrokken door een heele stoet bootjes die uit de richting Borkum
voeren onze kant op. Wat trawlers, sloepen en een heel stel moterracebootjes. Alles zwaar
bemand en bewapend. Een paar honderd meter er voor een racebootje met twee man er in, en
een groote witte vlag achterop Een beetje verontrust volgde we het geval. Het voer heel
langzaam ons eiland voorbij, en toen zette het eerste bootje met de witte vlag full speed
in de richting van onze aanlegplaats. Het was dus voor ons bedoeld, en ze stuurde een
parlementair.
In allerijl trommelde ik de soldaten op en liet ze gewapend en wel aantreden. In tusschen
was er een Duitsch sprekende matroos naar het strand afgevaardigd om de parlementair te
verwelkomen, en te vragen wat mijnheer wenschte. Wel mijnheer wenschte de commandant te
spreken. Dat kon. Maar in plaats van een kreeg hij er twee te zien.
Het "Rot "tummer verhaaltje eindigt hier, en wordt door de heer Bode vervolgt met zijn verhaal onder de titel "Ons Feuilleton " in een blad met Correspondentie en Mobilisatieherinneringen " Een min geleuidje " Mei 1941. Wij hebben de titel " Ons Feuilleton " omgedoopt, en gaven het de titel :
" Rottummeroog
"
10 Mei 1940. Oorlog tusschen Nederland en Duitschland.
Onderweg van Terschelling naar Rottum.De achterste soldaat is vader Jaap. Zelfs de Amstel is aan boord |
Op weg naar Usquert even een rust pauze inlassen. Staande links vooraan vader Jaap. |
Op weg naar Noordpolderzijl zakte de vrachtwagen weg in de modder ten gevolge van de dooi.Vader Jaap probeert in zijn eentje de wagen uit de prut te krijgen. |
Huis en schuur van de strandvoogd. Deze diende als dag en nacht de
soldaten,
Van Diepen en ondergetekende (Dirk Bode sergeant) sliepen in een kamer in het huis. |
Klik op de foto's om ze te vergroten. |
|||
Met verlof. |
De W.C. op Rottum | De elf infanteristen in goede tijden |
© D. Bode / S. Doodeman